In de nacht, waar dromen samensmelten,
Staan de donkerste luchtkastelen hoog.
Gebouwd van schaduwen en fluisteringen,
Waar de maan haar zilveren licht in goot.
Torens rijzen op, gehuld in mysterie,
Gebouwd door hoop en verloren wensen.
Hun muren ademen een oude historie,
Van harten gebroken, verlangens ongekend.
De gangen echoën met vergeten zinnen,
Gefluisterd door zielen in stilte verdwaald.
Ramen weerspiegelen duistere herinneringen,
Verloren in een tijdloos verhaal, haast fataal.
Toch schuilt er schoonheid in hun somberheid,
Een wereld geschapen door nachtelijke geesten.
De donkerste luchtkastelen, een stille glijd,
In dromenland, waar schaduw en licht feesten.
Daarin vinden we, diep in de nacht,
Dat zelfs in duisternis schoonheid ontwaakt.
De luchtkastelen van onze diepste gedachten,
Zijn waar onze verborgen verhalen ontplooien, zacht.